Wanneer de groei ons boven het hoofd groeit
- door : V.M.
- Categorie : Menen West
We stevenen af op een mondiale ramp, en groei is niet de oplossing, maar wel het probleem. Voorbij hoog tijd dat we naar de wetenschappers beginnen te luisteren, schrijft psychoanalyticus Paul Verhaeghe. Dit artikel verscheen vorige zaterdag in De Standaard.
In een interview met Knack medio april vertelt Voka-voorzitter Wouter De Geest dat we tien jaar lang twee procent groei nodig hebben om het precorona-niveau te halen. Wat verder luidt het dat Voka geen taboes heeft, maar dat economische groei onder geen beding mag worden afgeremd. Binnen zijn logica heeft hij overschot van gelijk, want het economische bestel staat of valt met groei. Wie een ruimere logica hanteert, weet dat groei een langzame, collectieve zelfmoord oplevert.
De stem van Voka is al decennia dominant, met als gevolg dat andere geluiden geruime tijd nauwelijks gehoord werden. Tegenwoordig wel, maar ze worden vooralsnog weggezet als wereldvreemd, onrealistisch, niet-betaalbaar. Toch klinken ze steeds overtuigender, ook al omdat ze in vergelijking met vroeger uit een andere hoek komen. Tot voor kort waren kritieken geruststellend ideologisch: langharig tuig tegenover keurig in maatpak geklede heren, ‘sossen’ tegenover ‘kapitalisten’. Vandaag komt kritiek uit de mond van natuurwetenschappers: klimatologen, biologen, oceanologen, natuurkundigen.
Dat het nog steeds dominante economische vertoog zichzelf aan het overleven is, blijkt uit hun gedateerde reactie. De vroegere pausen en prelaten schoven wetenschappers aan de kant als ‘ketters’, de huidige machthebbers branden wetenschappelijke bevindingen af als ‘links’. Wat niet belet dat de wetenschappers gelijk hebben: de aarde draait rond de zon en de impact van de groei-economie op de natuur is dodelijk.
Ten koste van onszelf
Net zoals ten tijde van de renaissance maken we in het begin van dit nieuwe millennium een clash tussen twee wereldbeelden mee. Aan de ene kant staat het heersende neoliberale economisch model, met groei als heilige graal; aan de andere kant staat de wetenschappelijke realiteit, waar minstens vier alarmbellen afgaan. Ik twijfel er niet aan dat ook nu de wetenschap het zal halen, al hebben we daar deze keer slechts vijf decennia de tijd voor, geen vijf eeuwen. De inzet is bovendien vele malen groter dan bij de botsing tussen religie en wetenschap. De aarde draait rond de zon, oké. Groei is dodelijk, slik. Dat laatste begrijpen is niet makkelijk, het gaat in tegen een diepgewortelde mentaliteit.
Wie een duidelijke uitleg wil, kan ik Minder is meer aanbevelen, het nieuwe boek van antropoloog-econoom Jason Hickel. In zijn analyse van onze huidige problemen staan twee stellingen centraal. De eerste luidt dat groei structureel noodzakelijk is voor het economische bestel – Wouter De Geest heeft gelijk. De tweede is dat groei onze wereld heel snel verandert in een onleefbare planeet. Hoe we dat kunnen oplossen, komt ruim aan bod in het tweede deel van het boek.
Klimaatontkenners worden steeds zeldzamer, de discussie is ondertussen verschoven naar de oplossingen: wat meer van dit, wat minder van dat, vervolgens business as usual. Hickel verdoet zijn tijd niet met dergelijke dooddoeners, maar gaat linea recta naar de kern van het probleem. Hij legt eerst uit wat groei is, waarom de huidige economie niet zonder kan en wie er daar profijt uit haalt. Alleen al vanwege deze uitleg is het boek een eyeopener.
______________________________________________________________________________________________________________________
De vroegere pausen en prelaten schoven wetenschappers aan de kant als ‘ketters’, de huidige machthebbers branden hun bevindingen af als ‘links’
Als iets maar voldoende vaak herhaald wordt, raakt ongeveer iedereen er na verloop van tijd van overtuigd. Al decennialang herhalen politici en ‘captains of industry’ (de grens tussen beiden is benauwend klein) dat groei een voorwaarde is voor het algemeen welzijn, waarna de zoveelste besparing doorgevoerd wordt in de zorg- en dienstensector in combinatie met de zoveelste fiscale gunstmaatregel voor het bedrijfsleven.
De realiteit is radicaal anders: sedert 1980 heeft de toename van groei geen of zelfs een negatief effect op het algemeen welzijn. Westerse landen waar het BBP (bruto binnenlands product) – dé maatstaf voor groei – is blijven stijgen, hebben hun algemeen welzijn zien afnemen, met de VS als belangrijkste illustratie. Zelfs de stelling dat een toename van groei borg staat voor jobs klopt simpelweg niet.
Waar komt onze welvaart dan wel vandaan? De studies die Hickel bespreekt, geven een duidelijk antwoord. Welvaart is het resultaat van de herverdelingsmechanismen opgelegd door de overheid. De fameuze Trente Glorieuses (de herstelperiode tussen 1945 en 1973, red.) waren glorieus op grond van de billijke verdeling van de toenmalige groei.
Vanaf 1980 worden de herverdelingsmechanismen afgebouwd en komt de opbrengst grotendeels terecht bij een steeds kleiner wordende groep. In het boek Fantoomgroei – een bestseller in Nederland – tonen Sander Heijne en Hendrik Noten aan dat de Nederlandse economie de voorbije veertig jaar met tientallen procenten gegroeid is, terwijl de reële gezinsinkomens verhoudingsgewijs nauwelijks gestegen zijn.
Deze vaststelling is de voorbije tien jaar zo dikwijls gemaakt dat het bijna vervelend wordt om dit nogmaals in de verf te moeten zetten. Groei is geen garantie voor de toename van algemeen welzijn. Groei is een garantie voor de vermogens- en dus machtstoename bij een kleine groep. Historisch gezien is dat de regel: de groei van het Westen gebeurde eerst ten koste van Midden- en Zuid-Amerika, vervolgens ten koste van Afrika en Azië, en tegenwoordig ten koste van een groot deel van de eigen bevolking.
Stilstaan is sterven
In dat licht is de oplossing eenvoudig: terug naar de billijke herverdelingsmechanismen van de Trente Glorieuses, zodat iedereen kan meegenieten van de groei; dat wil zeggen, iedereen in het Westen. Helaas werkt deze oplossing niet langer. Hickel legt uit waarom neoliberale groei ondertussen vergelijkbaar is met de ongebreidelde toename van kankercellen, met een onvermijdelijke dood van het organisme tot gevolg.
Dit gaat in tegen ons buikgevoel. Groei is toch normaal, zelfs natuurlijk? Al helemaal als het over groene groei gaat? Neem een KMO, die een winstcijfer kan voorleggen van 14 procent. Het jaar daarop maakt het dezelfde winst, mooi! Nee hoor, want er is geen groei. Groei houdt in dat een bedrijf winst boekt bovenop die van de vorige jaren, anders groeit het niet. En laat dat nu net een noodzaak zijn in een door de beurs gedomineerde economie.
_______________________________________________________________________________________________________________________
Kiezen we niet voor het algemeen belang op lange termijn, dan zal een terugkeer naar de middeleeuwen de minste van onze zorgen zijn
Wie flink wat geld wil verdienen, koopt aandelen van bedrijven die groeien (groei betekent dividenden). Een bedrijf floreert bij gratie van de aandelen, dus moet het dividenden uitkeren, dus moet het blijven groeien. Multinationals gaan over lijken (dit is geen metafoor) om liefst elk kwartaal groeicijfers te kunnen voorleggen. Stilstaan is niet achteruitgaan, stilstaan is sterven. Dit mechanisme moeten we goed begrijpen: deze vorm van economie kan niet zonder groei, zelfs de hoeveelheid groei moet blijven toenemen – het is daar dat we de vergelijking met kankercellen kunnen maken.
Groei berust op een exponentiële functie. In normale taal: de reële toename wordt elk jaar groter, en bovendien steeds sneller groter. Een jaarlijkse groei van twee tot drie procent lijkt niet zo veel, tot je het cumulatieve effect ervan ziet. Een dergelijke jaarlijkse groei betekent dat de productie en consumptie van goederen op een tijdspanne van 23 jaar verdubbelen. Dubbel zoveel materiaalextractie, dubbel zoveel energieverbruik, dubbel zoveel transport. Ter illustratie: in 2000 bedroeg het jaarlijkse mondiale materiaalverbruik 50 miljard ton, in 2017 was dat al opgelopen tot 92 miljard ton. Hier en daar kan er op die verdubbeling wat afgedongen worden, door recyclage en groene energie, maar in de praktijk blijkt dat een illusie te zijn. Wat we ‘winnen’ aan materialen door hergebruik, en aan energie door groene energie, draagt niet bij tot een daling van het bestaande productiepakket. Het gaat volledig op in de uitbreiding ervan. In groei dus. Dit fenomeen heeft ondertussen zelfs een naam, het Khazzoom-Brookes-postulaat.
Het luidste alarm
Alweer dat geëmmer over de CO2-uitstoot? Nee hoor, vergeet de eenzijdige focus op koolstofdioxide, dat is net iets te makkelijk. Naast de klimaatverandering onderscheiden wetenschappers nog acht planetaire grenzen – de hoeveelheid ontbossing, oceaanverzuring, het verlies van biodiversiteit, de afbraak van de ozonlaag, de zoetwatervoorraad, stikstof- en fosforbelasting, de biogeochemische stromen – waarvan het overschrijden een bedreiging is voor het voortbestaan van het leven in zijn huidige vorm. Voor elk van de grenzen hebben ze een meetbare harde parameter.
Ondertussen hebben we vier ervan overschreden (dat zijn de alarmbellen waar ik het over had), en benaderen we de kritische grens van een vijfde. Bovendien zijn ze allemaal onderling verbonden, en heeft het overschrijden van één grens altijd repercussies voor de acht andere. De belangrijkste repercussie levert de luidste alarmbel op: het gaat alsmaar sneller. Zo toont het nieuwste rapport van Wereld Meteorologische Organisatie (gepubliceerd op 27 mei) alweer dat de gemiddelde temperatuurstijging een stuk sneller toeneemt dan verwacht.
Radicaal anders
Het besef dat we mondiaal op een ramp afstevenen, begint eindelijk te dagen. In het voorjaar van 2018 werd er op Europees niveau vanuit de wetenschappelijke wereld heel hard aan de alarmbel getrokken. De drie jaar oude akkoorden van Parijs bleken ruimschoots onvoldoende. In het najaar van 2018 volgde een speciaal rapport van het IPCC met een zeer duidelijke boodschap: de CO2-uitstoot moet tegen 2030 gehalveerd zijn, tegen 2050 gereduceerd tot nul.
Hoe belangrijk ook, dit blijft een eenzijdige focus die ons opscheept met de illusie dat het antwoord in de vervanging ligt van fossiele door groene energie. Iedereen zonnepanelen en warmtepompen, enkel nog elektrische auto’s, CO2-opslag in de grond, nieuwe kerncentrales? Deze focus op één planetaire grens gebeurt ten koste van de acht andere en maakt de catastrofe alleen maar groter, want dergelijke oplossingen vragen om nog meer groei. In de praktijk leiden ze tot een toename van alle moeilijkheden die we net moeten oplossen.
Groei is niet de oplossing, groei is het probleem. Hickel legt haarfijn uit dat een drastische afbouw van energieverbruik gepaard moet gaan met een even drastische omschakeling van het economisch systeem richting duurzaamheid. Willen we de planeet leefbaar houden, dan is een radicaal andere economie noodzakelijk.
Wetenschappers die deze bevindingen naar buiten brengen, worden weggezet als doemdenkers wier voorstellen de mensheid zouden terugkatapulteren naar de middeleeuwen. In de praktijk is net het omgekeerde het geval, want als we hun voorstellen niet volgen, ziet het er barslecht uit.
In het tweede deel van zijn boek toont Hickel aan welke alternatieven een betere maatschappij kunnen opleveren, met een planeet die leefbaar blijft voor toekomstige generaties. Een billijke verdeling van de inkomsten, een andere houding tegenover arbeid en een uitdrukkelijke uitbreiding van de publieke diensten kunnen de hedendaagse kunstmatige schaarste vervangen door een overvloed die er al is.
De noodzakelijke wijzigingen om dat te bereiken, zijn niet zozeer technologisch (hoe belangrijk innovaties ook zijn), zelfs niet economisch (het wordt wel een ander economisch bestel, met duurzaamheid als universeel criterium), maar wel politiek. Het merendeel van de mensen is makkelijk te winnen voor deze maatregelen. De moeilijkheid is dat we een overheid nodig hebben die uitdrukkelijk kiest voor het algemeen belang op lange termijn. Als we daar niet in slagen, dan zal een terugkeer naar de middeleeuwen de minste van onze zorgen zijn.
Minder is meer. Hoe degrowth de wereld zal redden van Jason Hickl is verschenen bij EPO.