Voor wie een lange adem heeft: enige bezwaren tegen de nieuwe industriezone Menen West
- door : V.M.
- Categorie : Menen West
Aan de voorzitter PROCORO
Betreft: Bezwaarschrift PRUP gemengd bedrijventerrein Menen-Wervik, oorspronkelijk en beter bekend in de regio onder de naam ‘Menen West’
Geachte heer,
Zie hier enige van de belangrijkste bemerkingen die ik wil maken bij dit dossier.
0.Inleidend:
0.1. Wij willen allereerst aanvoeren dat het organiseren van een openbaar onderzoek over een onderwerp met dergelijk belangrijke gevolgen in deze lockdownperiode onverantwoord is. De wijkraad Alerte Koekuit heeft uitdrukkelijk gevraagd om dit belangrijk openbaar onderzoek uit te stellen. Zonder gevolg. De openbare informatievergadering (wettelijk niet verplicht, maar toch belangrijk als men inspraak ernstig neemt) werd vier dagen voor datum afgeschaft, zonder publieke bekendmaking. Twee internet-infovergaderingen werden in de kortste keren opgezet en aan het publiek enkel bekend gemaakt op een doorklikpagina van de Provincie West-Vlaanderen. We konden onvoldoende objectieve informatie verzamelen, alleen de info van de ontwerpers was beschikbaar. Overleg met buren was zeer moeilijk. Overigens was de openbare aanplakking van het initiatief slordig en gebeurde ze op niet te bereiken plaatsen. Het is inderdaad niet de taak van de Procoro te waken over de procedure maar een en ander is goed om te weten als men moet oordelen over de bezwaren en opmerkingen.
0.2.Wij hadden het hierboven over een gebrek aan objectieve informatie. We vermelden enkele algemene voorbeelden:
0.2.1.In de stedenbouwkundige voorschriften van dit dossier wordt het volgende beweerd: ‘onderscheid tussen regionale en lokale bedrijven bestaat enkel in de grootte’. Dit is misleidend. We lezen in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) zeer duidelijk: ‘Een lokaal bedrijf: een weinig verkeersgenererend bedrijf zonder milieubelastend karakter van maximum 5000m². Een regionaal bedrijf: een verkeersgenererend, milieubelastend bedrijf, meer dan 5000m2 groot.’
0.2.2.Nog een voorbeeld. In de stedenbouwkundige voorschriften staat dat in het plangebied 34.000 bomen voorzien worden. We vinden hier een wel zeer merkwaardige gelijkenis met de belofte die het stadsbestuur van de stad Menen deed om over de hele stad een boom per inwoner aan te planten (34.000). Verder heeft deze belofte geen grond. (Zie verder oppervlakteberekening van het bosgebied.)
0.2.3. Nog een voorbeeld. In de toelichting bij dit project staat dat het terrein niet doorkruist wordt door wandelwegen. Men negeert het enige (en dus mooiste) in Menen gelegen en recent bewegwijzerde (dus wel degelijk naar waarde geachte) Wieltjespad, waarvan Menen West in de documentatie beschreven wordt als het mooiste stuk. De voetweg van Menen naar Dadizele werd in de Veldstraat/Koekuitstraat enige jaren geleden om veiligheidsredenen afgesloten en bleef wederrechtelijk gesloten.
0.2.4. Nog flagrantere voorbeelden volgen verder in dit schrijven bij het behandelen van concrete punten. De toelichtingen en het woordgebruik in dit dossier zijn ‘groen’-gekleurd en kunnen niet doorgaan als objectieve informatie voor het publiek. De stedenbouwkundige ambtenaren van de Provincie gedragen zich als makelaars die u de sloppenwijken van Manilla zouden verkopen. Of zoals een raadslid zei op de gemeenteraad te Menen in november: ‘Om dit dossier hangt een zweem van arrogantie en hypocrisie’,
Het is inderdaad niet de taak van de Procoro te waken over correcte informatie aan de bevolking maar een en ander is goed om weten als men moet oordelen over bezwaren en opmerkingen. Een publieke correctie van alle verkeerde voorstellingen vooraleer dit dossier wordt voorgezet is nodig.
1. Regionaal versus lokaal bedrijventerrein en het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan(GRS)
1.1.Het behoort tot de taakstelling van de Provincie een visie te ontwikkelen voor regionale bedrijvigheid in kleinstedelijke gebieden en in specifiek economische knooppunten. De regionale bedrijventerreinen zijn ruimtelijke elementen van bovenlokaal niveau. In de bouwvoorschriften van voorliggend project staat als voorwaarde enkel dat minimum 20% van de bedrijven een oppervlakte moeten hebben van groter of gelijk aan 3 hectaren. In theorie kunnen met de voorliggende stedenbouwkundige voorschriften tot 80 % lokale bedrijven worden ingeplant in de betreffende zone. Deze mogelijke verhouding is niet redelijk, in acht genomen de vermeende nood aan regionale bedrijfsterreinen. Dit moet worden aangepast in de verordenende voorschriften. De behoeften van lokale bedrijven zijn anders. De Provincie heeft algemeen gezien geen taakstelling naar lokale bedrijven.
1.2. Als de gemeente haar bevoegdheid inzake aanduiden van locaties voor bijkomende lokale bedrijventerreinen, doorgeeft aan de provinciale overheid, betekent dit nog niet dat het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt opgeheven. In dit GRS van Menen staat het betreffende gebied Menen West duidelijk ingekleurd als ‘uitbreiding regionale bedrijventerrein Europoort’ en ‘zoekzone regionale bedrijvigheid’. Verkeerdelijk werd in de publieke communicatie het begrip ‘gemengd bedrijventerrein’ voorgesteld als een combinatie van lokale en regionale bedrijven.
1.3.We citeren verder uit het GRS van Menen: de bedrijventerreinen worden na realisatie van de huidige uitbreidingen [die van 2004] slechts in functie van dringende behoefte aan bedrijventerreinen verder uitgebreid. Het departement Landbouw en Visserij stelt in haar advies op 17/12/2018 dat met onderhavig project alleen al de behoefte aan lokaal en regionaal bedrijventerrein in de gehele subregio (Menen, Wervik, Avelgem, Harelbeke, Kortrijk, Kuurne, Spiere-Helkijn, Wevelgem en Zwevegem) tot 2027 wordt opgevuld. In een ruimtemonitor van 2015 werd nog aangegeven dat het huidige aanbod aan regionaal bedrijventerrein voor West-Vlaanderen (en voor Zuid-West-Vlaanderen in het bijzonder) meer dan voldoet om aan de huidige vraag te voorzien. In acht genomen andere uitbreidingsprojecten geeft een objectieve partij (= niet door de Provincie gestuurde of betaalde organisatie) aan dat dat er zich geen hoogdringendheid aandient. VOKA-afgevaardigd bestuurder voor West-Vlaanderen Bert Mons geeft aan dat er zich een structureel tekort aan werkkrachten voordoet in de regio. Deze argumenten werden aangehaald tijdens contacten met de provinciale administratie die deze ‘regionale’ bedrijvenzone uitwerkt. Ze werden gewoon genegeerd. (Cfr hierboven geciteerde uitspraak van een gemeenteraadslid: ‘Om dit dossier hangt een zweem van arrogantie en hypocrisie.’)
1.4. Het GRS van Menen stelt dat er in de eerste plaats aandacht voor inbreiding en herstructurering van de bedrijventerreinen op basis van de principes van zuinig ruimtegebruik moet zijn. Noch in de toelichting noch in de bouwvoorschriften wordt een begin van bewijs geleverd, laat staan een afdoend bewijs, dat er inspanningen zijn geleverd voor inbreiding en herstructureren van de bestaande bedrijventerrein. De manager van het bedrijventerrein Grensland (ingesteld door de VZW Grenslandplatform) betreurt zelfs de desinteresse vanwege en de versplintering van de bevoegdheden binnen de overheid. Een uitbreiding met een nieuw regionaal bedrijventerrein kan slechts in tweede instantie komen.
1.5. Het GRS van Menen stelt dat nieuw te ontwikkelen regionale bedrijvenzones moeten aansluiten op bestaande regionale bedrijventerreinen. De zoekzone Grensland, ten zuiden van het bestaande Grensland (site D’Hondt) voldoet aan deze voorwaarde. Deze zone wordt momenteel ontwikkeld als regionaal bedrijventerrein via andere kanalen (ook de Provincie -planologisch attest en ruimtelijk uitvoeringsplan) en wordt (voor zover we objectief konden nagaan) niet meegeteld in de berekende ruimtebehoefte voor bedrijven (zie punt 1.2.). De voorliggende voorgestelde zoekzone Menen West sluit niet aan op een bestaande regionaal bedrijventerrein. Dit is een weerom een verkeerde voorstelling van de zaken. Er ligt een afstand tussen de nieuw voorgestelde zone en het bedrijventerrein Grensland van ongeveer twee kilometer. Het feit dat beide gebieden elk moeten worden uitgerust met een bufferzone in elkaars richting, mag het bewijs zijn dat er hier twee aparte zones in het geding zijn.
1.6. Het GRS van Menen voorziet een differentiatie van te vestigen bedrijven op de verschillende mogelijke uitbreidingsgebieden in de stad Menen. Voor het betreffende zone Menen West die in het GRS nog wordt aangeduid als ‘Europoort’ staat het volgende beschreven: ‘Europoort: wordt voorzien voor bedrijven met een grote mobiliteitsimpact, een beperkte impact voor de aansluitende woongebieden en een hoge ruimtebehoefte’. Noch in de toelichting, noch in de bouwvoorschriften vinden wij deze optie terug: wat ruimtegebruik betreft hebben wij reeds gewezen op de enige regel: de 20% regel voor bedrijven groter dan 3 ha. De lijst van de niet toegestane activiteiten in de verordenende voorschriften is beperkt –en bestaat zelfs ten dele uit te weren bedrijven met een grote mobiliteitsimpact en een beperkte impact op de omgevende woongebieden. Dit blijkt mede uit de noodzaak aan vele milderende maatregelen die moeten worden opgelegd. Men beroept zich dus vooral de milderende maatregelen en te weinig op de keuze van bedrijven (aanpak bij de bron).… Het behandelen van gevaarlijke stoffen wordt toegelaten voor zover de externe risico’s verbonden aan deze gevaarlijke stoffen voldoen aan de in Vlaanderen geldende risicocriteria. Met andere woorden: de algemene regels gelden.
2. Concept, toewijzing van de gronden, management
2.1.Het concept
2.1.1. Inrichting en beheer van het bedrijventerrein. De inrichting zal vermoedelijk gebeuren door de intercommunale WVI die op heden al gronden aankocht in het betreffende gebied. Voor het beheer van de bedrijvenzone zal een bedrijfsmanagement instaan, vermoedelijk georganiseerd door de intercommunale WVI. Onder dit beheer valt volgens de algemene bouwvoorschriften ‘het onderhoud van de interne openbare structuur’ (wegenis, rioleringen, verlichting), groen, onderhoud van fiets en wandelinfrastructuur. We leiden hier uit af dat de wegenis niet overgedragen worden aan de gemeenschap maar in eigen beheer wordt onderhouden. Groen wordt niet openbaar maar krijgt een ‘publiek karakter’. Er dient duidelijk te worden aangeduid welke delen van het terrein permanent en onvoorwaardelijk toegankelijk zijn. Er dient duidelijk bepaald te worden dat dit bedrijventerrein geen gesloten compound mag worden. (Er wordt in de tekst van afsluitingen gesproken omwille van sectorale regelingen.) Er moet beschreven worden als, en zo ja in welke gevallen, de bedrijfskamers of bepaalde toegangswegen afgesloten worden.
2.1.2. De Veldstraat en Haantjesstraat zijn nu een openbare zachte verbinding van Hogeweg naar Ieperstraat. De Veldstraat/Koekuitstraat is momenteel uit veiligheidsoverwegingen afgesloten. Deze openbare verbindingen, zelfs al worden ze verlegd, moeten volledig openbare wegen blijven.
2.1.3. Van het groen (bufferzone) dient in de voorschriften de aard van het ‘publiek karakter’ worden vastgelegd.
2.1.4.Er moet duidelijk worden bepaald wie op dit niet openbaar domein het politietoezicht houdt: de reguliere politiediensten of privébewaking. (De camerabewaking op Grensland –openbaar domein- werd uiteindelijk overgenomen door de politie.) Privacy problematiek?
2.1.5.Het concept van zones voor grote bedrijven met deelproducties tegen woonzones is wankel en achterhaald. Men rekent op goedkoop transport over de weg (‘leemplaten leveren tot in China’), de sociale controle op het terrein wanneer er niet gewerkt wordt is ongeveer nihil, er heerst een verkeerde veronderstelling dat deze bedrijven een lang leven leiden en dat toewijzing van gronden dus voor lange duur is, men wentelt kosten af op de gemeenschap en hangt steeds meer aan het infuus van de subsidie (‘innovatie’?) of eist belastingverlaging. Sluiting wordt een ramp voor de streek, wat een dreigmiddel wordt en uiteindelijk toch nog meer geld kost. Sommigen proberen dit systeem in stand te houden, terwijl de noden van de gemeenschap elders liggen. De vorige Vlaams Bouwmeester, Leo Van Broeck, noemt in officiële documenten het project van Menen West ‘not done’ –alleen al om zijn gebrek aan multimodale bereikbaarheid- en vraagt zich af hoe dit mogelijk is in onze tijd. Op zijn argumenten heeft, zover ons bekend niemand van de initiatiefnemers een ernstig antwoord gegeven. ‘Om dit dossier hangt een zweem van arrogantie en hypocrisie’. Als zelfs zijn argumenten al niet gehoord worden, heeft het nog zin er zelf te formuleren? Het hanteren van begrippen als ‘kleinstedelijk gebied’ of ‘economisch knooppunt’ of ‘open ruimte gebied’ is in deze dichtgeslibde regio ‘Eurometropool Lille-Kortrijk’ een schijnvertoning.
2.2. Opdeling en toewijzing van gronden
2.2.1.Het opdelen in bedrijfskamers kan interessant zijn voor grotere bedrijven, niet voor kleine lokale bedrijven. Overleg over gemeenschappelijke onderdelen tussen vele kleine lokale bedrijven kan tijdrovend en problematisch zijn. Er gaat verspreide ruimte verloren door leegstand of onvolledige invulling. De kavels sluiten moeilijk op elkaar aan. Er bestaat gevaar voor –zoals op de industriezone Grensland meegemaakt – moeilijk te controleren en te sturen onderverhuring. In dit verband is het nodig een duidelijk onderscheid te maken tussen de zone voor regionale bedrijvigheid en de plaats waar zich kleine bedrijven kunnen vestigen. Een andere indeling voor kleinere bedrijven is nodig
2.2.2. Er wordt in de stedenbouwkundige voorschriften een toewijzingsbeleid voorgesteld in functie van de overlast en dergelijke. Dit is weer een misleidende voorstelling in dit dossier. We vernemen dat verschillende bedrijven reeds grond kochten op het betreffende terrein. Een echt toewijzingsbeleid kan alleen wanneer de toewijzende instantie vrij kan beschikken over de gronden, en dus eerst volledig eigenaar wordt van het gebied. ‘Milieuzonering moet opgenomen worden in het inrichtingsplan’ wordt er opgedragen in de stedenbouwkundige voorschriften: hier zal de milieuzonering feitelijk gebeuren aan de hand van de reeds gekochte grond. Bij wisseling van bedrijven wordt de zonering moeilijk. Het is weinig waarschijnlijk dat men leegstand zal tolereren omdat een kandidaat bedrijf niet precies beantwoordt aan de regels van milieuzonering. Het algemeen inrichtingsplan dat de zonering zal bevatten, wordt enkel een informatief stuk voor de vergunningverlenende overheid. Dit moet stringenter worden. Overigens wordt ons meegedeeld dat ‘milieuzonering: een gedetailleerde geluidstudie, opgemaakt door een gespecialiseerd studiebureau, moet de verschillende zones en maximaal toegelaten geluidsemissies bepalen.’ Het toegelaten geluidsniveau op bedrijventerreinen staat in de Vlarem-regels ingeschreven. De milieu-inspectie houdt zich aan deze regels. Wordt hier het management een opdracht van toezichthouder toevertrouwd? Met welk gezag?
2.2.3.Er moet worden nagegaan of de opdeling in bedrijfskamers en het planten van hoogstambomen langs de wegen geen problemen opleveren voor uitzonderlijke transporten.
2.2.4.Gezien de aard van de bedrijvigheid (maakbedrijven) wordt er gewerkt in een sterk concurrentiële omgeving. Het is de vraag of de bedrijven de weerkerende grote kost van het onderhoud van de zone kunnen dragen. Zeker na enige jaren zullen herstellingen en vervangingen nodig zijn. Wordt hier een permanente kost voor de gemeenschap geschapen door de uitgaven te verhalen? Blijven de bedrijven aan de zuurstoffles van de subsidie hangen (bv Agentschap Innoveren en Ondernemen) voor de kosten van onderhoud, dan kan men voor hetzelfde geld beter een bos inrichten en iedere werknemer een gegarandeerd basisinkomen aanbieden, in plaats van de zogenaamde zelfstandige ondernemers te steunen.
2.2.5. Het toelaten van afvalverwerkers op het bedrijventerrein heeft een imago-verlagend effect. Voor dit project wordt beeldkwaliteit een prioriteit. De site Grensland met zijn lage imago is beter geschikt voor dergelijke bedrijven.
2.3. Het parkmanagement
2.3.1.Vooraleer een aanvang wordt genomen om dit plan te realiseren moet de ontwikkelaar en de beheerder die instaat voor het onderhoud een financieel plan voorleggen. Bijsturen achteraf omwille van financiële misrekeningen of verkeerde prognoses kunnen geen aanleiding zijn om dit PRUP achteraf bij te sturen (bv. aanpassen van buffers, uitstellen onderhoud, bedrijfszonering).‘Het bedrijventerrein, met al zijn bijhorende delen, moet als één geïntegreerd geheel gerealiseerd worden.’ Alle hangt aan elkaar.
2.3.2.Het parkmanagement is verantwoordelijk voor het beheer van het bedrijventerrein en de groenzones. Deze verantwoordelijkheid mag niet overgedragen worden aan derden. Dit mag duidelijk onderstreept worden. Bij tekortschieten mogen klagers niet verwezen worden naar tekortschieten van anderen: bv. bedrijfsleiders of andere overheden of toezichthouders. De managementopdrachten mogen niet verspreid zitten. Er is slechts één terreinmanagement.
2.3.3 Bijkomend op blz 6 van de algemene bouwvoorschriften: het parkmanagement dient de communicatie te verzorgen met de buurt. Calamiteiten dienen snel meegedeeld te worden. Idem voor bijsturen van het inrichtingsplan. Er wordt immers gesteld dat deze industriezone geen eiland mag worden. Het parkmanagement legt verantwoording af aan de burgers over kwesties ivm inrichting en onderhoud van de toegankelijke wegenissen of groenaanleg en het in acht nemen van de milderende maatregelen.
2.3.4.Het parkmanagement moet erop toezien dat de voorwaarden waaronder de gronden werden uitgegeven door de bedrijven worden nageleefd. Weerom: de toezichthoudende functie. Bij weerbarstige overtredingen moet een administratief boetesysteem kunnen worden opgelegd én de milieu-inspectie op de hoogte worden gebracht door het management zelf. Eventueel moet een opschorten van de bedrijfsactiviteiten worden afgedwongen. Het huidige management van de bedrijvenzone Grensland klaagt immers dat ze momenteel in deze geen bevoegdheid heeft en wordt tegengewerkt door sommige instanties. Dit kan met verordende regels worden vastgelegd bij de opdrachten van het management, niet met richtinggevende documenten.
2.3.4. Naast het onderhoud moet het toezicht in de open parkstructuur uitdrukkelijk in de opdracht van het management worden ingeschreven.
3.Verkeer
3.1. In het bindend grafisch plan van het gebied staat de aansluiting met van de N58 en de Ieperstraat nog aangegeven als een rond punt. In de verordenende stedenbouwkundige voorschriften staat dat de industriezone er niet komt ‘zolang de nodige werken voor om de verkeerscapaciteit van de N58 te verhogen niet voltooid zijn’. Hier is van belang dat er duidelijk wordt aangegeven wat ‘de nodige werken’ en ‘verhoging van de verkeerscapaciteit’ minimaal inhouden.
‘Nodig’ en ‘verhogen’ zijn immers relatieve begrippen die niet thuishoren in een klaar document.
3.2. Idem voor de aansluiting van de N58 en de N338.
3.3. We treden het stadsbestuur van Wervik bij als het stelt dat met verkeerslichten op de N8 files kunnen ontstaan die de woonkwaliteit zullen aantasten tot in het centrum van Geluwe en nabij de baanwinkels in de Ieperstraat in Menen. Enkel ondertunneling is een enigszins acceptabele oplossing. We wijzen erop dat in Wervik de westelijke oksel N8/N58 reservegebied is voor nog meer regionale bedrijvigheid. Verkeerslichten voortijdig moeten afbreken voor ondertunneling zou weerom een bijkomende kost voor de gemeenschap zijn. (Zie als slecht voorbeeld de door de Bossuyttunnel vervangen verkeerlichten op het vergelijkbare kruispunt van de Kortrijkstraat en de Expressweg te Menen. Op spitsuren schoof het verkeer er een kilometer ver aan.)
3.4. Het kruispunt N8 met N58 is momenteel een rond punt voorzien van twee fietstunnels voor doorgaand fietsverkeer langs de N8. In functie van de veiligheid mogen de fietsers niet geconfronteerd worden met dwarsend of indraaiend verkeer op het nieuw aan te leggen kruispunt. Bij verkeerlichten is verdere ondertunneling voor fietsers nodig. Zeker omdat er gevaar bestaat voor dodehoekongevallen met de vele te verwachten vrachtwagens. Deze werken dienen definitief te zijn opgeleverd vooraleer aan de infrastructuur van de industriezone Menen West wordt begonnen (zoals inderdaad beschreven in de bouwvoorschriften). Indien niet blijft de gemeenschap te zeer afhankelijk van de betreffende aannemer bij eventuele problemen.
3.5. De realisatie van de ontdubbeling van de N58 tussen N8 en N338 dient letterlijk in de voorwaarden te worden geschreven als noodzakelijk. De werken dienen definitief te zijn opgeleverd vooraleer aan de infrastructuur van de industriezone Menen West wordt begonnen (zoals inderdaad beschreven in de bouwvoorschriften). Indien niet blijft de gemeenschap te zeer afhankelijk van de betreffende aannemer bij eventuele problemen.
3.6. De driesprong N58 en N338 verdient meer aandacht in functie van capaciteit. Op dit laatste punt ontstaan nu reeds files. De werken dienen definitief te zijn opgeleverd vooraleer aan de infrastructuur van de industriezone Menen West wordt begonnen (zoals beschreven in de bouwvoorschriften). Indien niet blijft de gemeenschap te zeer afhankelijk van de betreffende aannemer bij eventuele problemen.
3.1.7.HET VOORGAANDE IS ZEER BELANGRIJK OM SLUIPVERKEER VIA DE HOGEWEG EN HET WEGENNET IN DE WOONWIJKEN VAN MENEN TE VOORKOMEN. (Hogeweg, Wilde Rozenlaan, Generaal Lemanstraat, Guido Gezellelaan, Volkslaan met vier scholen in de onmiddellijke buurt. Alleen in het toelichtende deel van de algemene bouwvoorschriften gaat men hier op in met de algemene opmerking ‘de Hogeweg en de kruising met de Ringlaan (N388) worden best aangepast om sluipverkeer richting het centrum te vermijden’. Hier moet vooraf in een duidelijke regeling worden voorzien . Nu reeds nemen sommige wijkbewoners en werknemers van de bedrijvenzone Grensland deze wegen om de spits te ontwijken. De gemeente wenst in deze geen kosten te maken. Het GRS stelt dat bij de ontwikkeling van ‘Europoort’ de impact beperkt moet worden voor de aangrenzende woonwijken. Het Stadsbestuur van Menen wil niet tussenkomen in kosten voor weginfrastructuur. (Zie haar advies).
3.8. De N338 tussen de afsplitsing met de N58 en de Lageweg mag geen industrieweg worden waarop voertuigen die in principe niet op de openbare weg thuis horen systematische transporten verrichten. In tegenstellig tot wat wordt beweerd sluit de geplande industriezone niet onmiddellijk aan op de industriezone Grensland. Nogmaals: de toelichting bij dit plan gaat verkeerdelijk uit van een aaneengesloten ruimte.
3.9. De enige toegang en uitweg voor wagens en vrachtwagens van deze geplande bedrijvenzone ligt langs de N388. Als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt zal een pendelstroom ontstaan van arbeidskrachten die van ver komen (Wallonië, Oost-Vlaanderen, Frankrijk) Deze zullen niet met de fiets komen. De zone is niet multimodaal ontsloten, het openbaar vervoer beperkt. Bij de aanvang en het beëindigen van het werk zullen hier files ontstaan. De betreffende N338 is ook de officiële ontsluitingsweg voor de industriezone Grensland. Een beter bestudeerde ontsluiting zal hier nodig zijn en moet meegenomen worden als voorwaarde voor de realisatie van het industriegebied in de stedenbouwkundige voorschriften. Indien niet bestaat zelfs het gevaar dat werknemers hun wagen zullen parkeren in de Bloemenwijk en doorheen de bufferzone naar hun werk zullen gaan.
3.10. De gemeenschappelijk gedeelde bedrijfserven worden toegang voor personen en vrachtverkeer. Het worden gemeenschappelijk parkeerplaatsen en recreatieplaatsen. In de onmiddellijke nabijheid van de bedrijfserven ontstaat een gevaarlijke mengeling van vrachtwagens, personenwagens, en zwakke weggebruikers.
3.11. Het beperken en collectief maken van de parkeerplaatsen voor medewerkers zal niet voor een switch zorgen in de keuze van het vervoermiddel, maar wel voor spanningen onder de medewerkers. (Praktijkvoorbeeld: doorsteken van banden). Het geeft aanleiding tot wildparkeren in de omgeving. Te weinig parkeerruimte en files bij aan- en uitrijden zijn tekens van gebrek aan waardering van medewerkers. Ook de leidinggevenden worden verwacht te parkeren buiten het bedrijf voor zover ze niet minder-valide zijn. Voorbehouden parkeerplaatsen voor de staf op de collectieve (openbare) parkeerterreinen is niet wenselijk. Worden op de collectieve parkeerplaatsen voorbehouden plaatsen voor bezoekers voorzien?
3.12. Het fietsen wordt aangemoedigd. Dit fietsen zal gebeuren door boomrijke zones. Zeker in de herfst zorgen vallende bladeren voor slipgevaar. Na storm zijn daar de afgewaaide takken. Het beheer van fiets en voetgangersverbindingen wordt toevertrouwd aan het parkmanagement. Voor zover men niet permanent wil ruimen, dient men een boomvrije strook te voorzien naast fietspaden, dit niet in het minst in acht genomen de snelle elektrische fietsen. Hoe is een en ander te verzoenen met het idee ‘groene verbindingen’ en ‘centrale groene laan’. (Zie problematiek bv Jaagpad langs de Leie tussen Menen en Lauwe). In de winter moeten deze fietspaden ten allen tijde sneeuw en ijzelvrij worden gehouden met aangepast materiaal. De fietspaden en voetpaden moeten hierop worden voorzien. In de verordenende voorschriften moet hiervoor aandacht zijn.
3.13. In vergelijking met het plan voor Menen West dat werd afgewezen door de Raad van State is de situatie voor wat betreft de aanpassing van het hogere wegennet ongewijzigd. Deze gebrekkige infrastructuur was een middel dat werd aangehaald. Dit argument blijft. Het is op heden onduidelijk of en wanneer er budgettaire ruimte komt. De Provincie hypothekeert opnieuw met dit voortijdig plan het gebruik van dit westelijk deel van Menen en naar verluidt ook de Tyberzone – dit nog voor onbepaalde tijd. De wegen in het gebied liggen er verwaarloosd bij, de doorgang Veldstraat/Koekuitstraat blijft wederrechterlijk maar nodig voor de veiligheid afgesloten, de bedrijven in de Hogeweg kunnen niet uitbreiden. Men wacht beter de aanpassing van het wegennet af vooraleer nieuwe plannen voor deze industriezone verder af te handelen met het risico ze weer afgewezen te zien. Op dit moment kent men nog niet het werkelijke resultaat/uitzicht van deze aanpassing aan het hogere wegennet (tunnel gevraagd door Wervik…). Het effect van de voorziene aanpassing met verkeerslichten langs de N8 op de files, vertragingen en sluipverkeer kent men enkel vanuit oefeningen die al jaren geleden werden gemaakt. Ondertussen is de drukte toegenomen. Dit onderzoek moet opnieuw gebeuren.
3.14. Indien de centrale groene laan niet wordt doorgetrokken met een brug naar de Koekuitstraat in Geluwe zullen de werknemers die met zachtere vervoersmiddelen komen werken vanuit de richting Geluwe een ernstige omweg moeten maken (over Ieperstraat naar de groene verbinding die momenteel is voorzien ter hoogte van het warenhuis Lidl.) Het definitief afsluiten van de Veldstraat/Koekuitstraat kan betwist worden.
3.1.15. Toelaten van een fietshersteldienst op het bedrijventerrein kan een optie zijn.
4. Hinder
4.1. Geluidshinder
4.1.1.In de algemeen stedenbouwkundige voorschriften belooft men een aantal maatregelen aan de bron van het geluid. Deze maatregelen dienen enkel om de algemene Vlaremnorm te halen. Belangrijk is evenwel het effect in de woonwijk zelf. Een permanente geluidsmeting in de wijk is aangewezen, met onmiddellijke actie bij overschrijding van de drempel. Het effect van een geluidsdam wordt in de literatuur niet unaniem gunstig besproken. Het GRS stelt evenwel voor op dit te ontwikkelen terrein bedrijven met een beperkte impact voor de aansluitende woongebieden te kiezen.
4.1.2. ‘De geldige milieuwetgeving en bijhorende normen moeten hier worden toegepast,’ staat in de algemene stedenbouwkundige voorschriften. Er wordt evenwel niet bij vermeld dat voor gebieden gelegen op minder dan 500 meter van industriezones, de milieuwetgeving toelaat dat het aantal decibel 5 hoger ligt dan elders (op een exponentiële schaal!). (OBJECTIEVE INFORMATIE!) Deze degradatie van woonkwaliteit wordt het geval voor verschillende wijken in Menen. Wil men de bedreigde leefbaarheid van de buurt werkelijk ernstig nemen dan zorgt men dat het aantal toegestane decibels ongewijzigd blijft.
Nota vanwege de milieu-inspectie: “Voor woningen die gelegen zijn op minder dan 500 meter van industriegebied gelden er specifieke richtwaarden geluid. Voor de avond- en nachtperiode is deze richtwaarde 45 dB(A).”
4.1.3.Richting Geluwe wordt enkel een groenlint van vijf meter breed voorzien. Ze zullen in Geluwe de volle laag van de overlast van de ontdubbeling van en N58 en de verkeerslichten krijgen. Als het groenlint van N58 niet verplicht is door de Vlaamse overheid lang de N58 dan kan men beter het volgende overwegen: Aan de overkant van de N58 (westkant, kant Geluwe) is nóg een reservezone voor regionale bedrijvigheid voorzien, tot dicht bij de woningen. Als deze reservezone een groene buffer wordt dan zou het groen lint van 5 meter breed van Menen-West tegen de N58 niet nodig zijn. Die 5 meter kunnen dan door bedrijven worden ingenomen want dan dient het groene lint immers enkel om de vuilboel op Menen West af te schermen. (Toen koning Albert I na de eerste wereldoorlog langs de sloppenwijken van Menen reed werden die ook afgeschermd. Niet de omstandigheden waarin de mensen leefden en werkten telde, wel de indruk.)
4.1.4.’Bij het plaatsen van geluidsdammen, schermen of aanplantingen is een voorafgaand akoestisch onderzoek aangewezen om teleurstellingen te voorkomen’. Gebeurt dit niet kan een en ander verloren geld of oogverblinding zijn. We vinden deze onderzoeken niet terug. Feitelijk kan dit zelfs niet omdat momenteel alleen de overlast van de viervakse weg kan worden ingecalculeerd. De overige geluidsbronnen –incluis hun hoogte- zijn momenteel niet te bepalen.
“Om een extra geluidsreducerend effect (~3 tot maximaal 5 dB) te bekomen is een dicht bos van minstens 100 meter breedte naast de autosnelweg noodzakelijk. Dit betekent een bos met een afwisseling van hoge en lage bomen en struiken en waardoor, op alle niveaus, slechts enkele meters ver kan worden gekeken. Enkel in dat geval wordt de maximale geluiddempende werking bereikt. Anderzijds moet ook voorzichtig omgesprongen worden met beplantingen vlakbij een geluidsscherm. Bomen vlak voor of achter een scherm, met kruin hoger dan de top van het scherm, kunnen de schermwerking verminderen door reflecties tegen de onderkant van het bladerdek zodat het geluid over de schermtop heen wordt gekaatst. Begroeiing vlakbij een scherm wordt best beperkt in hoogte tot die van de schermtop. Houdt er rekening mee dat in de winter bomen hun bladeren verliezen.’’
4.1.5. Laag plaatsen van geluidsbronnen. ‘Indien dit om productietechnische redenen niet mogelijk is, moeten ze ter plaatse maximaal afgeschermd worden om de verspreiding van het geluid te milderen.’ Deze omschrijving is te vaag en laat misbruik toe. Wie bepaalt wat technisch mogelijk is en wat niet. Voor een bedrijf zal de goedkoopste oplossing voorrang krijgen. Inkasting kan irritante lage tonen veroorzaken die doorgaans aanhoudend zijn (vergelijk met windmolens).
4.1.6. In verband met afvalverwerking leert de ervaring op Grensland dat, zelfs al gebeurt de sloopactiviteit, verwerking of opslag niet in open lucht, deze nog het meeste lawaai veroorzaken (en omgevingsvervuiling) –zelfs al wordt er ‘gezoneerd’ en is er buffering. Afbraak, shredderen, zeven en met bulldozers aan af afvoeren moet verboden worden. Geluidscontrole op deze wisselende activiteiten is moeilijk.
4.1.7. De geluidsoverlast moet radicaal bij de bron wordt aangepakt. Dat kost geld aan het bedrijf. Milderen maatregelen zijn minder effectief en worden gedragen door de gemeenschap.
4.1.8. Er moet ernstig onderzocht worden of het watercaptatiepunt voor de landbouw, voorzien achter het woonlint in de Hogeweg wel op de geschikte plaats is gepland. Het oppompen van water maakt veel lawaai, de ervaring leert dat dit soms ’s avonds gebeurt. (Vraag: gebeurt de aanleg en het onderhoud van de garageweg die daar is voorzien ook door het management?)
4.1.9. Hoge stapeling in open lucht veroorzaakt ernstige lawaaihinder die in de metingen niet wordt opgenomen. De verwijzingen naar ventilatoren, stapels en dergelijk laten vermoeden dat het hier een ordinaire industriezone betreft. Alleen de inkleding wordt anders.
4.2.Visueel
4.2.1.In de algemene bouwvoorschriften staat dat de hoogte van de gebouwen vrij te bepalen is. Momenteel is alleen de 45° regel opgenomen. Het heeft weinig zin bomen van tien meter hoog als visuele buffer te planten als daarachter dubbel zo hoge industriële installaties uitsteken. De kantoorgebouwen in de Ieperstraat op het einde van de Krokussenlaan in Menen, met hun enkele verdiepingen steken nu al af tegen de woningen verplicht gebouwd zonder verdieping. Deze wijk moest immers een landelijk karakter krijgen…) Uitsteeksels met (‘kleine’) windmolens, antennes, schoorstenen, om productietechnische redenen op daken geplaatste ventilatoren en afzuiginstallaties zullen het geheel vervolledigen. Een maximale hoogte van de gebouwen en uitsteeksels vastleggen in de voorschriften is het minste wat men kan doen. In principe kan men hier nu een Boerentoren bouwen.
4.2.2.Niet alleen de aard van de emissies moet worden opgevolgd. Rokende schouwen in het algemeen geven een visueel negatief effect. Door de keuze van de bedrijven moet deze zichtbare emissie voorkomen worden. Dit moet aangevuld worden in de algemene voorschriften en inrichtingsstudie.
4.3.Windmolens.
Grote windturbines zijn niet toegelaten. Er moet worden vermeld wat onder grote windturbines wordt begrepen. Vele kleintjes maken een groot.
4.4.Stof en luchtvervuiling
4.4.1. De regio heeft al af te rekenen met veel fijn stof en verkeersdrukte. We wijzen naar de toelichting van de schepen voor Milieu op de Menense gemeenteraad van 18 november 2020. Ze bouwt erop dat de in de toekomst strenger wordende wetgeving de uitstoot van het verkeer zal inperken. Om de daad bij het woord te voegen kan het in dit geval maar een kleine stap zijn om in de milieutechnische voorwaarden op te nemen dat deze industriezone een lage emissiezone wordt. Uit de stedenbouwkundige voorschriften: ‘bij het ontwerp en aanleg van de respectievelijke zones wordt onderzocht op welke wijze ecosysteemdiensten ingezet kunnen worden. Zo moet gestreefd worden naar een duurzame inrichting van de zones en hun potentiële waarde voor de omgeving.’ Laat ons meteen klare taal spreken: maak deze bedrijvenzone een klimaatneutraal gebeuren ingebed in een groen paradijs.
4.4.2. Opslag en verwerking in open lucht van stuivende stoffen wordt niet toegelaten volgens de algemene bouwvoorschriften. Evenwel: ook het transport van dergelijke stoffen, ook binnen de bedrijfserven en de hele industriezone dient overdekt te gebeuren.
4.4.3. De aanvoer- en afvoer met voertuigen die niet op de snelweg zijn toegelaten (tractoren, heftoestellen ed.) zal door woongebied passeren. Zie bv. de plaatselijke grondverwerker op Grensland. Bij de lijst van toegelaten bedrijven moet uitgekeken worden om bedrijven te weren waarvan het transport met dergelijke voertuigen gebeurt. Indien niet verhoogt men het gevaarlijk verkeer in de woonwijken.
4.5. Geurhinder
Er mogen geen bedrijven worden toegelaten die om het even welke geurhinder veroorzaken. (Lijst toegelaten bedrijvigheid.)
5. De groenbuffer
5.1.We beschikken niet over de precieze cijfer betreffende de effectieve oppervlakte van de publieke groene buffer tussen de nieuwe industriezone en de Bloemenwijk. De ruimtebalans spreekt van 20 hectaren groen over het gehele gebied. Daarvan moeten worden afgetrokken het groenlint van 5 meter breed langs de N335 en de N58, de garageweg (opgenomen in de groenstructuur volgens de verordenende stedenbouwkundige voorschriften), de kleine buffer achter de Hogeweg, de groenpartijen langs de ‘centrale groene laan’, de ‘groene verbindingen’ en het weinig bruikbare afdalend deel van de buffers richting bedrijvenzone. We schatten het resterend deel groen op ongeveer 12 ha, waarvan er ongeveer 70% een ‘publiek karakter’ zal hebben. Hetzij ongeveer 8 hectaren. Van deze acht hectaren worden er minimaal 50% ‘bos’ met publiek karakter, hetzij 4 hectaren. Van dat bosgebied loopt er een bufferstrook van 20m breed, hetzij ongeveer 2 hectaren tegen de tuinen van de woningen. Er schiet voor de rest van het terrein nog 2 hectaren ‘bos’-aardig gebied met publiek karakter over. Een park is geen bos. In de toelichting wordt er niet van een bos gesproken, wel over een park met een open structuur incluis geluidsdam en waterbuffers. Een park met een open structuur voldoet niet als geluidsbuffer en ook niet als visuele buffer –zeker niet in de winter. Nochtans lezen we in de stedenbouwkundige voorschriften: het hoofddoel is het milderen van hinder die voortkomt uit het bedrijventerrein. Hier schiet men zijn doel voorbij.
5.2.Er wordt 30% groengebied met ‘niet-publiek karakter’ voorzien. Het is in de algemene bouwvoorschriften onduidelijk waar deze gebieden mogen liggen en waarvoor deze gebieden kunnen worden aangewend. Zo beschreven kunnen ze zelfs dienen als uitbreiding van tuinen. Het is niet wenselijk open gebied om te zetten in tuingebied.
5.3. De bufferzone achter het huizenlint in de Hogeweg is ‘losstaand’ en heeft een eigen karakter dat apart moet beschreven worden in de algemene bouwvoorschriften. Hier is de regel ‘Ter hoogte van aanpalende woonwijken moet langsheen de zonegrens minimum 20m bos voorzien worden’ niet aan de orde. Bij de woningen sluit immers een garageweg aan, en vervolgens een watercaptatie punt. Het idee om de rest in te richten als van open publiek park is hier niet van doen. Het betreft een klein gebied dat niet aansluit op een wijk.
5.4.Het is maar de vraag of een 20 meter brede publiek toegankelijke boszone onmiddellijk aansluitend op de zonegrens van de woningen in de Bloemenwijk (zuidkant van groenten- en siertuinen) wenselijk is of de woonkwaliteit nog verder zal aantasten.
5.5.Doorheen de groenbuffer lopen enige ‘fietsautostrades’ (groene verbindingen voor een vlotte bereikbaarheid van de industriezones). Deze worden ‘ingekleed met groen en hebben een breedte van 30 meter’ (dwingend bouwvoorschrift). De plaatsen waar deze groene verbindingen overlappen met de bufferzone hebben nood aan eigen benadering in de stedenbouwkundige voorschriften. Een goede zichtbaarheid op deze ‘groene verbindingen’ binnen de bufferzone is gewenst voor bv overstekende ravottende kinderen en dwarsende voetgangers: de vraag rijst of deze fietsautostrades daar niet door een open strook moeten lopen -en geen bochten die verborgen liggen achter het groen mogen bevatten. Rechte fietspaden kunnen evenwel geluidsdoorgangen worden. Verplichte verlichting van deze groene verbindingen wordt best in de voorschriften opgenomen. (Lijkt vanzelfsprekend, de ervaring leert dat feitelijk niet zo is, zie bv de zachte verbindingsweg Lageweg te Menen tussen Charles Cappellestraat en Ringlaan –bijkomende kost voor management. Noot: wie betaalt de elektriciteitsrekening op dit terrein ‘met publiek karakter’ dat onder beheer staat van het management?)
5.6. Wordt er werkelijk gekozen om deze weinig effectieve bufferzone zo in te richten dat ze een plaats wordt waar mensen op vrije dagen een wandeling kunnen maken, dan kan er best voorzien worden (in de bouwvoorschriften) in een rustpunt, waar de moderne mens verlangt iets te kunnen verbruiken.
5.7.Naast of in plaats van puur recreatieve flaneerpaden langs vervuilende industrie en een kindertuin (er is al een speeltuin centraal in de Bloemenwijk) moet overwogen worden om bv. volkstuintjes, een plukboerderij, lokalen voor bosklassen of beter gezegd ‘parkklassen’ in te richten, zodat dit gebied geïntegreerd wordt in de gemeenschap en er een vorm van sociale controle komt.
5.8. De hoeve gelegen in de bufferzone kan in bovenstaande een rol spelen. Het interne wegtracé moet dan voorzien dat deze hoeve met de wagen bereikbaar blijft. Desnoods langs de Veldstraat. Te onderhouden door het management.
5.9. Besluit van bovenstaande: de dwingende voorschriften laten te weinig ruimte om deze bufferzone echt nuttig te gebruiken. Bij half werk zoals nu voorligt (slechte buffering, geen plaats om echt te ontspannen wegens achterliggende drukte in hoge fabrieksgebouwen, inhoudelijk leeg en geïsoleerd parkgebied doorkruist met snelle fietswegen, geen sociale controle) dreigt dit gebied een verzamelplaats te worden voor dingen die het daglicht niet kunnen verdragen.
We wijzen hierbij naar de nabijgelegen groenzone langs het wijkcentrum aan de Hogeweg in Menen, waar schadegevallen en verdachte voertuigbewegingen in de buurt legio zijn. Om het heilige woord ook eens te gebruiken: met de ‘Britex’ kan de groene buffer een kamp worden voor mensen die met een van de vrachtwagens uit de aangrenzende industriezone, dicht bij het snelwegennet, naar Groot-Brittannië willen reizen. Werk aan de winkel voor het management.
6. Woongebied
‘Hoe is men tot de mogelijkheid gekomen van de twee aanwezige woningen, wordt niet verduidelijkt en vanwaar de uitbreidingsmogelijkheden tot 400m2 en waarom specifiek in zuidoostelijk richting.’ Een en ander gaat in tegen goed beheer van de ruimte. Dit kan worden verbeterd.
Tot besluit:
In de krant van lezen we volgende quote: ‘Als politici de waarheid willen beschermen, willen ze vooral hun eigen versie daarvan, hun narratief, vrijwaren van tegenspraak’. Het is verbazend dat de Procoro waarvan de leden worden aangesteld door de Provincie, vergaderen in lokalen van de Provincie, een zitpenning ontvangen van de Provincie en als secretaris het hoofd hebben van de provinciale dienst die dit plan opstelde, bezwaren kan beoordelen betreffende een initiatief van de Provincie. ‘Om dit dossier hangt een zweem van arrogantie en hypocrisie’.
‘Een zelfgeschreven studie wordt als onafhankelijk onderzoek voorgesteld.’
‘Menen draagt nog steeds een relatief negatief imago met zich.’ Zo staat in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan uit 2005. Door de bewoonbaarheid van een hele wijk aan te tasten draagt u hier verder aan bij.
Met vriendelijke groet